Zondag 8 april 2012. Eerste paasdag, lichtbewolkt, zwakke noordwestenwind (2-3 Bft) en koud, 7.5°C als ik uit de auto stap. Vannacht was het volle maan en het lage water valt bij Gorishoek om 11.15 uur met een verlaging van 161 cm. Ideale omstandigheden om te gaan verzamelen en om te zien of de winterkoude de populatie van exotische weekdieren heeft gedecimeerd. Ik ben op zoek naar drie soorten: Urosalpinx cinerea (Say, 1823), de Amerikaanse stekelhoorn of Atlantic oyster drill; Ocinebrellus inornatus (Récluz, 1851), de Japanse Stekelhoorn of Japanese oyster drill en Venerupis philippinarum (Adams & Reeve, 1850), de Filippijnse tapijtschelp of Manila clam.
Als ik bijna een uur voor laagwater aankom is al een groot deel van het wad drooggevallen. Lopend langs de dijk waan ik mij in Bretagne, op een paar honderd meter raap ik 25 lege schelpen van Patella vulgata Linnaeus 1758 (de schaalhoren) op, twintig jaar geleden had ik met die vondst alleen al, aan mijn gezonde verstand getwijfeld. De strekdam oplopend springen twee zaken in het oog: letterlijk duizenden lege, verse doubletten van V. philippinarum en op het wad een grote groep rotganzen, Branta bernicla(Linnaeus, 1758). Het is dat de ganzen vegetariër zijn, ze eten zeegras, zeesla en wier, maar versmaden ook wintergraan en gras niet, wee de boeren… Waren zij weekdieren eters, zoals de bergeend,Tadorna tadorna (Linnaeus, 1758), dan had ik hen van de slachting verdacht.
Tegen de laagste laagwaterlijn begin ik met stenen keren. Weer die herinnering aan Bretagne, ontelbare Gibbula cineraria (Linnaeus, 1758), de asgrauw tolhoren. Maar ook zowel de Amerikaanse als Japanse stekelhoorn, grote exemplaren, duidelijk dat ze meer dan één winter hebben overleefd en de O. inornatus zijn volop aan het eieren afzetten. Exemplaren van dezelfde grootte zitten in groepjes bij elkaar onder stenen. Ze hebben een voorkeur voor bakstenen. Worden de eieren direct na de leg door soortgenoten bevrucht?
Duidelijk mag zijn dat onze invasieve vrienden de winter probleemloos hebben overleefd en zich opmaken voor een nieuw jaar van ongebreidelde groei. Of we hier nu helemaal blij mee moeten zijn, is de vraag. De inheemse purperslak, Nucella lapillus (Linnaeus, 1758), zal dat waarschijnlijk niet zijn want ik vond er geen; alleen enkele, verweerde, dode schelpen.
Pingback: A Sunday Morning on Gorishoek (on Tholen, the Netherlands) « jordyvanderbeek